Introïtus: | |
Esto mihi in Deum protectorem et in locum refugii, ut salvum me facias: quoniam firmamentum meum, et refugium meum es tu: et propter nomen tuum dux mihi eris, et enutries me. | Wees een God die mij beschermt en een toevluchtsoord om mij te redden. Want Gij zijt mijn rots en mijn vesting. En omwille van Uw Naam zult Gij mijn leider zijn en zult Gij voor mij zorgen. |
Ps. In te Domine speravi, non confundar in æternum: in justitia tua libera me. | Ps. Op U, Heer, heb ik mijn hoop gesteld, nimmer stelt Gij mij teleur. Rechtvaardige God, bevrijd en verlos mij. |
Gloria Patri ... | Eer aan de Vader ... |
Alleluia: | |
Exsultate Deo adjutori nostro, jubilate Deo Jacob: sumite psalmum jucundum cum cithara. | Verheerlijkt God, onze Helper, jubelt voor de God van Jakob, zingt een blij danklied op de citer. |
Communio: | |
Manducaverunt et saturati sunt nimis, et desiderium eorum attulit eis Dominus: non sunt fraudati a desiderio suo. | Zij hebben gegeten en werden uitermate verzadigd. De Heer gaf hen wat ze begeerden. Ze werden in hun verlangens niet teleurgesteld. |