2de Zondag van de Vasten.
Introïtus: | | Tibi dixit cor meum, qæsivi vultum tuum, vultum tuum Domine, requiram: ne avertas faciem tuam a me. | Tot U heeft mijn hart gesproken, naar U heb ik opgezien, Uw aanschijn, Heer, zal ik trachten te vinden. Wil Uw gelaat niet voor mij verbergen. | Ps. Dominus illuminattio mea, et salus mea: quem timebo? | Ps. De Heer is mijn licht en mijn redding, voor wie zou ik bang zijn? | Gloria Patri ... | Eer aan de Vader ... | Tractus: | | Commovisti Domine terram, et conturbasti eam.
Sana contritiones ejus, quia mota est.
Ut fugiant a facie arcus: ut liberentur electi tui. | Gij hebt het land doen schokken en scheuren, Heer. Het ligt geteisterd, het valt uiteen.
Steek de bannier voor hen die U vrezen.
Waaromheen zij stand houden tegen de schutters. | Attende Domine, et miserere, quia peccavimus tibi. | Kijk welwillend op ons neer, Heer en heb medelijden, want wij hebben gezondigd tegen U. | | | 1. Ad te rex summe, omnium Redemptor, oculos nostros sublevamus flentes: exaudi Christe, supplicantum preces. 2. Dextera Patris, lapis angularis, via salutis, janua cælestis, ablue nostri maculas delicti.
3. Rogamus, Deus, tuam majestatem: auribus sacris gemitus exaudi: crimina nostra placidus indulge.
4. Tibi fatemur crimina admissa: contrito corde pandimus occulta: tua, Redemptor, pietas ignoscat.
5. Innocens captus, nec repugnans ductus, testibus falsis pro impiis damnatus: quos redemisti, tu conserva Christe. | 1. Naar U, Koning en verlosser van alle mensen, richten wij onze ogen en wenen: Christus, verhoor ons, luister naar ons smeken. 2. Zoon van de Vader, hoeksteen van de tempel, weg van genade en open deur des hemels, laat ons gezuiverd voor Uw aanschijn treden. 3. Wij bidden U, Gij God van macht en glorie, verleen Uw oor aan ons smeken. Laat Uw goedheid onze schulden delgen. 4. Zie, wij belijden onze zonden en al onze verborgen fouten bekennen wij: Uw vergevingsgezindheid, heilige verlosser, zal ons vergiffenis schenken. 5. Gij werd onschuldig gevangen genomen, Gij werd opgebracht zonder te klagen en onder valse getuigenissen werd Gij veroordeeld zoals een boosdoener: Christus spaar ons, want Gij hebt ons vrijgekocht. | Communio: | | Illumina faciem tuam super servum tuum, et salvum me fac in tua misericordia: Domine, non confundar, quoniam invocavi te. | Laat over uw dienaar Uw aanschijn stralen, red mij door Uw genade. Heer, ik zal niet wijken want ik heb U aangeroepen. | | | | | | | | |
|